zaterdag 18 mei 2013

Amber alert!


Amber alert!

De politie gaat alle leerlingen op basisscholen, hun ouders en leraren inschakelen bij het politiealarm Amber Alert. Scholen krijgen lesmateriaal om kinderen te leren hoe ze kunnen voorkomen dat zij zelf zoekraken, door hen onder meer bij te brengen goede afspraken te maken met hun ouders.

Er zijn kinderen die jou nooit uit het oog verliezen, maar er zijn kinderen die de wereld op hun eigen manier willen ontdekken. Wij hebben van elk één exemplaar.

Er schieten mij allerlei voorvallen te binnen die wij mee gemaakt hebben met onze zoon. Hij liep gewoon zijn eigen route, hij trok letterlijk zijn eigen plan! Wilde wij via de zeeleeuwen richting de giraffen…  nee, hoor! … Hij liep naar de olifanten! Gingen we met de hele familie van het strand af. Merk je ineens terwijl je de strandtas, luchtbedden, emmers en schepjes en strandstoelen bij de auto neerzet, dat je je zoon mist! Tsja, hij was weer teruggelopen, want hij kon zijn zandkasteel natuurlijk niet achterlaten. Of die keer in het pretpark, waarbij hij bij een megaglijbaan met meerdere uitgangen (de uitvinder van dit gedrocht had waarschijnlijk geen kinderen) hij natuurlijk precies uit een glijbaan kwam glijden waar geen van ons zicht op had. In blinde paniek rende hij alle kanten op op zoek naar mama. Brullend vond ik hem in de armen van een parkmedewerkster (“Hoe heet je?” “WÁÁÁÁÁ!!!!!!”) En, o, ja die keer in een zwembad van een camping, waarbij we terug naar de caravan gingen, omdat het nu toch écht etenstijd was. We hebben de halve camping afgezocht naar een klein blond jongetje in een zwembroek. Geen idee hoe die opblaasbandjes heetten in het Duits… In paniek bazelend: “Eine kleine jungen miet oranje balloenen…” wijzend op mijn bovenarmen. Ze dachten waarschijnlijk dat ik knettergek was! En daar stond onze ontdekkingsreiziger: helemaal bovenaan de allerhoogste glijbaan van het zwembad, met om zijn bovenarmen zijn oranje opblaasbandjes! En natuurlijk al die keren dat  hij boos de deur uitliep (weet niet meer waarom), de ene keer vond ik hem zittend op de afvalcontainer aan het einde van de straat en een andere keer op zijn hurken in de stromende regen…: ”Hé, mama, ik heb slakkie gevonden, mag ie mee naar huis?” “Tuurlijk, jongen, ben je niet meer boos?” “Boos?”

En al die keren dat hij kwijt was, wordt je acuut krankzinnig, je hart pompt al een gek, je wenst dat je radarogen hebt, je kunt niet meer rationeel denken en het enige wat je wilt is hem weer in je armen houden. En de grote vraag die er door je hoofd gonst is: “Wát had ie aan ??” Jezus, wat had ie aan? Welk t-shirt? Doordat je krankzinnig aan het worden bent, kóm je gewoon niet op dat t-shirt wat je hem die ochtend hebt aan gedaan. Hoe kan dat nou? Denk ná! Denk ná! Roep je hardop tegen jezelf. O, ja, een groen t-shirt! Nou, weet ik het weer! Toch? Dat groene t-shirt met die slang erop. Toen ik hem weer in mijn armen sloot, fluisterde ik tegen mezelf: lichte blauwe polo! die groene had hij gisteren aan… stom!

Net als heel veel betrokken Nederlanders volg ik de vermissing van de broertjes dagelijks op de voet. Is er al nieuws? Zijn er inmiddels andere tips binnen gekomen, waarmee de zoekplek duidelijker wordt? Je wilt niet aan zo’n gruwelijke scenario denken…

Vandaag kwamen er zaken in de pers waarvan ik echt dacht: ”Hé, dít hoeven wij toch niet te weten?” Onderdelen uit het rapport van Jeugdzorg over de thuissituatie gaan ons niet aan! Dat politie informatie naar buiten brengt over kleding (welk t-shirt?), de auto en mogelijke route zijn nuttig omdat ze de vindplek kunnen vergroten en belangrijk zijn om de zaak (hopelijk) op te kunnen lossen. Maar wij hoeven niet te weten waarom de ouders uit elkaar gegaan zijn, wat er zich wellicht thuis heeft afgespeeld en waarom een “onder toezichtstelling” zou worden ingesteld. Dit gaat ons niet aan! Sterker nog: het is ongepast! De vader in deze zaak heeft ook ouders en familie en die zien en horen nu allerlei privégegevens over hun zoon, broer of neef in de pers. De vader in deze zaak is overleden en kan zich in deze zaak niet meer verweren. De kinderen die vermist zijn hebben leerkrachten en klasgenootjes die deze informatie ook helemáál niet willen hóren. Beperk de informatie in deze zaak tot hetgeen wat nut heeft om de mannetjes te vinden. In godsnaam!

donderdag 9 mei 2013

Naam van de school What’s in a name?


What’s in a name?

De meest voorkomende naam voor een basisschool is De Regenboog. Vreemd genoeg associeer ik een regenboog helemaal niet met een basisschool. Hoezo, regenboog? Onder het mom: na regen komt zonneschijn? Aan het einde van de regenboog staat een pot met goud. Ja, ja, en kaboutertjes bestaan ook, zeker? De Toermalijn komt trouwens ook best veel voor. Ik heb even opgezocht wat een toermalijn is: een mineraal met allerlei gemengde kleuren. Zouden de Regenboogschool en de Toermalijn gemengde gekleurde scholen zijn?

Veel scholen hebben een naam wat verwijst naar de Bijbel, zoals Jozef of Maria. Daarnaast heten veel scholen ‘t Kompas of de Wegwijzer. Daar kun je kind op doen als je als ouder de weg kwijt bent. Op deze school komt het helemaal goed met uw kind, wij wijzen hem wel de weg! Aan het einde van de rit, zit hij op het goede spoor! Vreemd dat je dan geen school tegenkomt die gesponsord wordt door de NS. 

Veel scholen dragen de naam van een bekend persoon. Bijvoorbeeld iemand uit de (kinder)literatuur (Annie M.G. Schmidt), uit de onderwijswereld (Montessori, Freinet) of de geschiedenis (Erasmus). 
Het Koninklijk Huis is ook erg populair. Willem-Alexander komt het meeste voor, zo ook Beatrix, Juliana, Maxima en zelfs Bernard. Hoe is het mogelijk? Prins Bernard’s naam prijkt op schoolgevels, misschien wel naast het hoofd van een neushoorn en een vacht van een tijger. Als je aan de leerlingen van die school vraagt wie hij was, komen er allemaal dubieuze praktijken naar boven. Tegelijkertijd lees je dan in het schoolplan: “We hebben eerlijkheid en respect hoog in het vaandel staan!”, … tuurlijk!

Dan hebben we nog de creatieve tak, namen zoals: ‘t Palet, ‘t Schrijverke, Paperclip, Spectrum of Triangel. En beroepsgerichte namen, zoals Meesterwerk of Taaltuin. En de scholen die een naam hebben gekozen omdat het past in de buurt, zoals de Kamperfoelieschool in de Kamperfoeliestraat staat. Lekker makkelijk! Grappig dat je wel schoolnamen ziet als Klimop, het Startblok, het Startpunt en de Springplank, maar niet: Omhoog, Verder of Hogerop.

Het leukst vind ik basisschool Gaandeweg. Ik snap hem niet, maar vind het wel leuk… gaandeweg betekent zo iets als: mettertijd, op den duur of beetje bij beetje. De lesstof? Dat leren de kinderen mettertijd. Rekenen komt beetje bij beetje en lezen, ach, dat leren zij op den duur wel…  zal dat een relaxte school zijn, zeg!


"Tucht hebben ze nodig!"


“Tucht hebben ze nodig!”

 
Het stoffige schilderij zit in een doos op zolder, tezamen met nog meer spullen uit het vorige huis. Een Anton Pieck in 3d. Het stelt een schoolklas voor en daarom sprak het me toentertijd, als beginnend lerares, ook zo aan. Ik zie een meester achter zijn hoge lessenaar, de kinderen streng aankijkend van achter zijn afgezakte brilletje. Geen tegenspraak duldend. De emotionele afstand is op een ongemakkelijke manier bijna voelbaar. Ik tel zéker 45 kinderen. Achter in de klas staat een vrouw met een schortje voor. Het is me niet helemaal duidelijk wat haar rol is: een soort onderwijsassistente misschien? In de hoek van het lokaal staat een jongen met ezelsoren op, zich schamend. Het woord Dom duidelijk zichtbaar… Wee je gebeente als je traag, druk of zelfs als je linkshandig was, de meester was onverbiddelijk! Het rietje stond klaar om ongehoorzame leerlingen af te straffen. Tucht hebben ze nodig!

In de loop der jaren is er veel veranderd in het onderwijs: je mag je eigen identiteit ontwikkelen, jezelf leren presenteren en je mening leren durven geven. Je hebt recht op je eigen plekje in de groep, of je nou met 16 of 36 in de groep zit.

Terug in deze tijd: “Hé!!”, riep de ene moeder tegen het groepje luidruchtige jongens op het schoolplein. “Hé!, Hé!! Ga dat even lekker eens ergens anders doen!”
“Nou, nou, kan dat niet anders?”, zei een andere moeder.
“Hoezo?”, beet ze terug.
“Je hoeft ze toch niet zo af te blaffen? Een beetje respect…”
De boodschap was in ieder geval duidelijk. Beteuterd dropen de jongens af, maarrr … wát deden ze nou helemaal? ‘Kom laten we ergens anders heen gaan…’, was nauwelijks te horen.
“Repect?”, blafte ze verder, “Respect moeten ze verdíenen!” (lees: “Tucht hebben ze nodig!”) Er vloog wat speekel uit haar mond, waardoor haar statement extra stevig overkwam.
Moeten ze dat verdienen? Echt? Dit tafereel van verre aanschouwend, dacht ik weer aan het schilderij… Rust, Reinheid en Regelmaat. Daar kun je gerust Respect aan vast hangen. De 4 R-en!
Respect moet je kinderen aanleren als basiseigenschap! De volwassenen spelen hierin de voorbeeldrol. Met de wijsheid in acht genomen dat kinderen graag volwassenen nabootsen: hoge hakken in de verkleedkist, het eerste plastic speelgoedmobieltje, helpen met timmeren of  kokkerellen en dus ook sociale vaardigheden.
Afgeblafte kinderen worden de korte lontjes van de toekomst!
Je hoort de jeugd bijna denken: ’Als een volwassen op die manier tegen ons praat zal het wel zo horen, misschien?’ Je zorgt er in ieder geval wel voor, dat zo’n agressieve benadering niet open staat voor een gesprek in welke vorm dan ook.
Respect voor de ander? Respect voor de jeugd? Respect voor andere culturen, andere geloven, de andere sekse. Respect voor elkaars mening? Respect voor alles wat groeit en bloeit …? Tsja… ga zo maar door!

Misschien hang ik het schilderij ooit weer op, midden in de kamer, als onderwerp ter discussie…
Nee!
Misschien wel midden in de hal van de school!
Nog beter!  

Dag krijtbord!


Dag krijtbord!

Ik hoor het me regelmatig zeggen tegen nieuwe leerkrachten: ”Toen ik nog voor de klas stond…”. Nog voordat ik mijn zin heb uitgesproken kan ik aan hun gezicht al zien of ze nieuwsgierig en afwachtend (grote ogen en beleefde glimlach) of verveeld en ongeïnteresseerd (lippen tot streepjes, ogen dwalen af) zijn. Je kunt bij de laatste categorie hun gedachten al bijna lezen: ”Laat, maar…”

Toen ik nog leerkracht was (trouwens nog niet eens zo heel lang geleden, maar wel voor het digibord-tijdperk) schreef ik na schooltijd (dus na half 4, hè? En niet na drie uur (voor het continurooster-tijdperk)), mijn hele krijtbord vol voor de volgende dag. Vaste plekken voor rekenen en taal, in duidelijke kleurtjes en kaders. En de schrijfles op de achterkant, want daar zaten lijntjes op.
Tegenwoordig gebeurt alles via het digibord. Geweldig natuurlijk! Heb je een plaatje nodig van een das (niet een sjaal maar het dier) ‘klikkerdeklik’ en daar komt hij te voorschijn gescharreld uit de bosjes. Het geluid van een klapperende ooievaar vind je op een filmpje van You Tube. De natuur haal je in de klas. Ik keek vroeger “Huisje Boompje Beestje”, maar nu kijk je ‘on demand’. Er wordt ter plekke in gegaan op de visuele behoefte. Hebben we het over een museum, dan krijg je een virtuele tour. Doen we eens per jaar een fysiek uitstapje naar het plaatselijk museum, virtueel komen de kinderen misschien wel in twaalf musea per jaar en dat zónder museumjaarkaart! “Is de Nachtwacht erg groot, juf?”  “Nou, ongeveer zo groot als dit lokaal. Je zou er met je ouders eens heen moeten gaan als je in Amsterdam bent.”
Grote paniek als het bord storing heeft! Alsof je dan ineens niet meer kunt lesgeven? De zelfverzekerde houding van de leerkracht verandert in een stotterende beginneling: “Wijs aan… in je boek: … … ” Kinderen zijn gewend om alles op het bord geprojecteerd te krijgen. “Uh? Waar, precies, juf?”  Iedereen lijkt een beetje de weg kwijt. “Nee, deze bladzijde!” En we zien de leerkracht al corrigerend door de klas lopen. Het hoofd steeds roder wordend en haar stem steeds ongeduldiger! “Juf!” ”Juf?” “Waar zijn we juf?” O, jee, ze zijn echt een beetje verdwaald, lijkt het…
Zal ik jullie een geheimpje vertellen? Dat doen we stiekem hoor, zo’n storing. Ja, echt! Het is een test! Om te kijken hoe je leerkrachtvaardigheden zijn! Sorry…
Uit onderzoek (Tivnan, Hemphill, & Ivins, 2002) is gebleken dat de leerkracht het allerbelangrijkste is in de informatieoverdracht naar de leerlingen toe en dus niet de rest eromheen, zoals methodes.
Laat maar eens even zien hoe je dan het woord ’das’ uitlegd.
 
Grapje!