woensdag 5 februari 2014

Het sprookje van Cito




Het sprookje van Cito

Met alle moeite van de wereld krijgt de leerkracht van groep ½ losse tafeltjes gerangschikt. Ze wil het liefst geen schoolse opstelling, maar ze mogen ook weer niet bij elkaar afkijken. Als ze de kast met ontwikkelingsmaterialen verplaatst en dan wat spullen terug de restauranthoek in duwt, moet het lukken. 11 tafeltjes met een stoeltje…  hmmm, ze schuift een pluk haar achter haar oor ‘het ziet er heel onnatuurlijk uit’. 
Morgenochtend starten ze ermee: de Cito. Om kwart voor negen worden de groep 1 kinderen uit de klas gehaald door de onderwijsassistente en gaan buitenspelen met andere groep 1 kinderen.  In alle vijf de kleutergroepen starten de kinderen van groep 2 om 9.00 met de Cito, vandaag en morgen taal en volgende week rekenen.

Vorige week heeft de juf met de kinderen het oefenboekje met ze geprobeerd. Ze maakten kennis met een mooi nieuw dik potlood en een strookje. “Doe je boekje open. Bovenaan zie je een plaatje van een ster. Schuif je strookje tot de eerste lange lijn.” 22 verwarrende ogen keken haar aan. Ze had het net zo goed in het Chinees of Russisch kunnen zeggen. Na het woordje ‘ster’ was ze ze al kwijt. Ze deed voor hoe ze het strookje papier tot de lijn moesten schuiven. ‘Sprookje?’, zei een leerling. “Nee, je strookje, antwoordde ze geduldig, “Dit papieren strookje.”  “Dan zet je met je potlood een streepje onder de aardbei die anders is.” Toen ze dit had voorbereid, was het haar helemaal niet opgevallen… ‘de aardbei die anders is’… huh? Ze ziet het zelf niet eens, hoe moeten de kinderen dan zien welke aardbei anders is? Bij drie aardbeien wijst het onderste puntje naar links, bij twee is het kroontje hetzelfde en bij de andere twee andersom. “Ok, jongens luister, deze hebben ze verkeerd getekend, we slaan hem over.” De overige zeven vragen gingen wel: meeste, minste, evenveel, van kort naar lang, hetzelfde, dichtbij en een schaduw. Nou dat ging eigenlijk best redelijk.

Nu het echte werk! Ze zijn gewend aan het mooie nieuwe potlood en weten inmiddels wat een strookje is. De helft zit overigens nog niet echt goed stil op een stoeltje. Hoe zal dat na de zomervakantie in groep 3 gaan? 
Woorden die deze tweetalige kleuters duidelijk nog niet weten zijn: juichen, hoef, gewei en boeket.  En waarom denken ze dat alle katachtigen tijgers zijn? Die vraag van de roeiboot, wat is daar eigenlijk de bedoeling van? Hoe verwarrend is het als je moet kiezen uit een kano, een vlot, een zeilboot en een roeiboot? Als je wilt weten of kinderen weten wat roeien is, kun je toch ook zorgen voor andere plaatjes naast de roeiboot? Dit is totaal niet hun referentiekader. Ondertussen zijn er al twee kinderen hun potlood kwijt; een ligt naast de tafelpoot en de ander is de restauranthoek in geschoten. Drie gebruiken hun strookje om mee te wapperen. “Waar moest je je strookje nou onderschuiven?”

Bij de verhaaltjes zijn ze na één zin al de weg kwijt. Koen en mama zijn in het bos geweest. “Nee, nog geen streepje zetten! Even wachten tot het verhaaltje klaar is.” Daan en Loes zijn in het zwembad. Daan gaat van de duikplank. Dan ga ik van de glijbaan, zegt Loes. Wat doet Daan? Het laatste woord wat is blijven hangen was duikplank. Ze benadrukt nog eens: “Daan gaat van de duikplank. Dan ga ik van de glijbaan, zegt Loes. Wat doet Daan?” Ja, de duikplank, goed zo! Joeps vader heeft een schommel aan een tak gehangen… Ineens, krak breekt de tak af. Bijna alle kinderen onderstrepen het eerste plaatje: waar de boom is omgekrakt. “Ineens breekt de tak af…” 
Daar komt er weer een, hoor: Je ziet iemand harken, hakken, snoeien en plukken. Bijna geen enkel kind uit de klas heeft een tuin, woont op het platteland dan wel in het Westland. Hoe moet je dan eigenlijk weten wat er met snoeien wordt bedoeld? 
Ik kan me trouwens niet herinneren wanneer mijn eigen kinderen voor het eerst het woordje zitting hebben gehoord. Na de eerste helft mogen pauze houden. En die hebben ze hard nodig!

Volgende week is rekenen aan de beurt. Meer, minste, evenveel, dat lukt allemaal nog wel. En daar komt Ibrahim met zijn computer. Hij mag 10 minuten op de computer spelen. Hij heeft één minuut gespeeld. Hoeveel minuten mag hij nog spelen? Zet een streep onder dat plaatje. Nee! Echt? Serieus? Voor hen is dit zowat algebra. Complete paniek is van hun kleuterbolletjes af te lezen. Daarna moeten ze drie dartpijlen bij elkaar optellen. Slik! Zweet! Wiebelwiebel… potlood kwijt…
Van vol naar leeg, van smal naar breed en van weinig naar veel, pfff, dat lukt gelukkig nog wel. Er klinkt een harde zucht. Wanneer gaan we spelen, juf? Nu komt de ergste vraag van de hele Cito. Hier zie je blokken met strepen erop. Op welk plaatje staan de strepen van breed naar smal? Nee, jongens, jullie moeten bovenóp de blokken kijken en daar kijken naar het zwarte streepje. Van breed naar smal… ja… Als je de termen van breed naar smal wilt aftoetsen, kan dit toch in een andere vorm worden gegoten? 
Rechtop blijven zitten jongens! Niet tekenen op je strookje. Draai je om. Waar is je potlood nou weer? Nog heel even volhouden… In welke bak passen evenveel plantjes? Verwarring! Evenveel, hoezo evenveel? Ik zie er nergens 6!? Nee, ze bedoelen waar zouden er ook 6 in kunnen passen. Dus…

Twee dozen met gebakjes op elkaar. Hoeveel gebakjes zijn dit samen? In die onderste dichte doos zitten ook gebakjes, jongens…
Klaar!… de juf ziet 11 kleuters die doodmoe zijn, ze geeuwen, rekken zich uit, hebben honger, zitten achterstevoren, willen buitenspelen, sommigen zijn hun potlood weer aan het zoeken en anderen hebben hun sprookje vol getekend. Dit moet toch anders kunnen?

Deze kinderen zijn hier niet aan toe. Kunnen nog niet in een boekje, met een potlood, dan wel een strookje werken. Natuurlijk zitten ze ondersteboven achterstevoren op hun stoeltje. Ze moeten spelen! Spelen en de wereld ontdekken. En de juf? De juf die begeleidt en stuurt waar nodig. Dan komt Soumaya er heus wel achter hoelang Ibrahim nog achter de computer mag.

Overigens gaan de meeste van deze kleuters gewoon naar groep 3, hoor. Daar hebben we geen Cito voor nodig.