zondag 8 september 2013

lekker dan!


Lekker dan!
 
Ze stond links van me, net als ik hangend over het hek kijkend naar de rugbygame. In het Engels sprak ze soms met de lijnrechter die van links naar rechts huppelde met zijn vlaggetje. “Wonen bij jullie in het dorp”, zei de kennis rechts van me. “Ja, echt, die Kiwi’s wonen bij jullie in het dorp, vraag maar.”, herhaalde hij na mijn verbaasde blik.

“Do you live in Vlaardingen?”, vraag ik haar. Ik schat haar eind twintig. Blonde vlecht, slippers, korte broek, windjack en een rugzak. Flinke rugzak, zeg maar. Zo een die backpackers gebruiken. Met een soort van overlevingspakket erin.
We raken gezellig aan de praat. Ze vertelde me  in welke straat ze wonen. En dat haar opa en oma oorspronkelijk uit Nederland komen. Ze vertelde dat haar opa en oma in ’52 zijn geĆ«migreerd. Ze konden niet verder en toen bleven ze daar maar. Ook de opa en oma van haar vriend zijn Nederlands. Door dat dubbele paspoort kon haar vriend in Nederland spelen. Ze wilde altijd al naar Nederland, ze was er erg nieuwsgierig naar. En ze wil Nederlands leren. Maar dat is nog niet zo gemakkelijk, zei ze, want iedereen begint in het Engels tegen me te praten. Iedereen spreekt hier Engels, zo bijzonder. Ondertussen doe ik mijn jas, die ik om mijn middel geknoopt had, weer aan. Kijkend naar de wolken die voor de zon komen, zegt ze met haar vette Nieuw-Zeelandse accent: ”Typical dutch weather.”  Ik knik.
“When do you use the woord “lekker”?”, vraagt ze. “Is lekker the same as mooi?” “Lekker gebruik je voor eten, bijvoorbeeld. Mooi is beautiful. Je zegt niet: wat is het eten mooi.” Ze moet erom lachen. “En het weer? Is dat lekker of mooi?” “Nou … op dit moment … zeg maar “fine”. De zomer was overigens best “good”, zeker voor Nederlandse begrippen.” De lucht wordt wat donkerder en “we” verliezen, en flink ook, met iets van 42-7.
“Lekker dan!”, hoor ik iemand achter me zeggen.

“What?” Ze kijkt me vragend aan.
“Not so good!” antwoord ik haar.