Alleen een plastic tasje, met daarin een groot zwaar
boek over vliegtuigen…
Van hun huis is bijna niets meer over… ze hebben nog
een stuk met de auto kunnen rijden. Weg van alle ellende, weg van de hel, zoals
zijn moeder het noemde. Het gebulder was niet om aan te horen. Hij hield zijn
handjes tegen zijn oren gedrukt. Het liefst zou hij ook zijn ogen dicht doen,
maar het ongeloof won het van zijn verstand. Hij wilde het niet zien, maar het
leek wel alsof hij móest kijken. Zijn oogjes zagen geen huizen meer, maar
brokstukken. De afgelopen weken zag hij zijn vriendjes ook al niet meer.
Het is plakkerig in de auto. Ze zitten met zijn vieren
op de achterbank. Daarbij nog een vuilniszak met spullen, twee grote tassen en
een doos. Hij zit tegen het portier aangedrukt. Zijn oom zit naast hem. Hij voelt
heel warm aan, zijn overhemd is plakkerig en rood. Marwan denkt dat het niet
goed gaat met zijn oom. Dat komt omdat zijn oma de hand van zijn oom vasthoudt
en de hele tijd aan het jammeren is. Zijn zus zit helemaal links aan de ander
kant van de achterbank, heel stil naar buiten te staren. Marwan wilde dat ze
dicht naast hem kwam zitten, maar ze hadden geen tijd om na te denken en
moesten snel de auto instappen. Zijn vader en moeder zitten voorin. Zijn moeder
is druk aan het gebaren en aan het roepen. Zijn vader zit zenuwachtig aan het
stuur, maar ziet haast niets door de stoffige voorruit.
Dan moeten ze stoppen; er zijn mannen met geweren. Zijn
vader en moeder moeten uitstappen. Marwan hoort knallen en geschreeuw. Hij duwt
zijn handjes nog verder tegen zijn oren aan en doet nu toch ook maar zijn ogen
dicht. Er komt een zure smaak omhoog, alsof hij moet overgeven. Hij probeert
zich af te sluiten van de herrie. Zijn oma hoort hij boven alle geluiden uit. Marwan
pakt zijn plastic tasje van tussen zijn voeten vandaan. Er zit een boek in het
tasje; “Alles wat je wil weten over vliegtuigen” staat erop de voorkant. Het boek
is nog van zijn oudere broers geweest. Het is zijn lievelingsboek.
Eenmaal uit de auto ziet hij zijn ouders nergens meer. Zijn
oma en zus worden naar de overkant geduwd. Zijn oom zit bewegingsloos in de
auto; niemand let op hem. En niemand let ook op het kleine jongetje van 4 jaar.
Niemand bemoeit zich met hem. Hij hoort zijn zus roepen:”Lopen, Marwan, lopen
tot dat je niet meer verder kunt!” Hij kijkt nog een keer om en dan begint hij
te lopen. Niemand let op het kleine jongetje. Het kleine jongetje met een
plastic tasje. Hij houdt zijn tasje stevig vast; hij moet oppassen dat het
niet over de grond sleept. Hij loopt en loopt tot hij niet meer verder kan. Hij
heeft honger en misschien nog wel veel meer dorst. De zoute tranen lopen over
zijn stoffige wangetjes, hij loopt en loopt, pardoes in de armen van een meneer
met een groen met blauwe jas.
In het kamp krijgt hij drinken en wat te eten. Hij hoort
een bekend geluid… hij herkent het geluid van een jammerende vrouw…
http://www.ad.nl/ad/nl/13868/Burgeroorlog-in-Syrie/article/detail/3598697/2014/02/17/Syrisch-vluchtelingetje-4-doorkruist-in-eentje-woestijn.dhtml