Het sprookje van Cito
Met alle moeite van de wereld krijgt de leerkracht van
groep ½ losse tafeltjes gerangschikt. Ze wil het liefst geen schoolse
opstelling, maar ze mogen ook weer niet bij elkaar afkijken. Als ze de kast met
ontwikkelingsmaterialen verplaatst en dan wat spullen terug de restauranthoek
in duwt, moet het lukken. 11 tafeltjes met een stoeltje… hmmm, ze schuift een pluk haar achter haar oor
‘het ziet er heel onnatuurlijk uit’.
Morgenochtend starten ze ermee: de Cito.
Om kwart voor negen worden de groep 1 kinderen uit de klas gehaald door de
onderwijsassistente en gaan buitenspelen met andere groep 1 kinderen. In alle vijf de kleutergroepen starten de
kinderen van groep 2 om 9.00 met de Cito, vandaag en morgen taal en volgende
week rekenen.
Vorige week heeft de juf met de kinderen het
oefenboekje met ze geprobeerd. Ze maakten kennis met een mooi nieuw dik potlood
en een strookje. “Doe je boekje open. Bovenaan zie je een plaatje van een ster.
Schuif je strookje tot de eerste lange lijn.” 22 verwarrende ogen keken haar
aan. Ze had het net zo goed in het Chinees of Russisch kunnen zeggen. Na het
woordje ‘ster’ was ze ze al kwijt. Ze deed voor hoe ze het strookje papier tot
de lijn moesten schuiven. ‘Sprookje?’, zei een leerling. “Nee, je strookje, antwoordde ze geduldig, “Dit
papieren strookje.” “Dan zet je met je
potlood een streepje onder de aardbei die anders is.” Toen ze dit had
voorbereid, was het haar helemaal niet opgevallen… ‘de aardbei die anders is’…
huh? Ze ziet het zelf niet eens, hoe moeten de kinderen dan zien welke aardbei
anders is? Bij drie aardbeien wijst het onderste puntje naar links, bij twee is
het kroontje hetzelfde en bij de andere twee andersom. “Ok, jongens luister,
deze hebben ze verkeerd getekend, we slaan hem over.” De overige zeven vragen
gingen wel: meeste, minste, evenveel, van kort naar lang, hetzelfde, dichtbij
en een schaduw. Nou dat ging eigenlijk best redelijk.
Nu het echte werk! Ze zijn gewend aan het mooie nieuwe
potlood en weten inmiddels wat een strookje is. De helft zit overigens nog niet
echt goed stil op een stoeltje. Hoe zal dat na de zomervakantie in groep 3
gaan?
Woorden die deze tweetalige kleuters duidelijk nog niet weten zijn: juichen,
hoef, gewei en boeket. En waarom denken
ze dat alle katachtigen tijgers zijn? Die vraag van de roeiboot, wat is daar
eigenlijk de bedoeling van? Hoe verwarrend is het als je moet kiezen uit een kano,
een vlot, een zeilboot en een roeiboot? Als je wilt weten of kinderen weten wat
roeien is, kun je toch ook zorgen voor andere plaatjes naast de roeiboot? Dit
is totaal niet hun referentiekader. Ondertussen zijn er al twee kinderen hun
potlood kwijt; een ligt naast de tafelpoot en de ander is de restauranthoek in
geschoten. Drie gebruiken hun strookje om mee te wapperen. “Waar moest je je
strookje nou onderschuiven?”
Bij de verhaaltjes zijn ze na één zin al de weg kwijt. Koen en mama zijn in het bos geweest. “Nee,
nog geen streepje zetten! Even wachten tot het verhaaltje klaar is.” Daan en Loes zijn in het zwembad. Daan gaat
van de duikplank. Dan ga ik van de glijbaan, zegt Loes. Wat doet Daan? Het
laatste woord wat is blijven hangen was duikplank. Ze benadrukt nog eens: “Daan
gaat van de duikplank. Dan ga ik van
de glijbaan, zegt Loes. Wat doet Daan?” Ja, de duikplank, goed zo! Joeps vader heeft een schommel aan een tak
gehangen… Ineens, krak breekt de tak af. Bijna alle kinderen onderstrepen
het eerste plaatje: waar de boom is omgekrakt. “Ineens breekt de tak af…”
Daar komt er weer een, hoor: Je
ziet iemand harken, hakken, snoeien en plukken. Bijna geen enkel kind uit de
klas heeft een tuin, woont op het platteland dan wel in het Westland. Hoe moet
je dan eigenlijk weten wat er met snoeien wordt bedoeld?
Ik kan me trouwens niet
herinneren wanneer mijn eigen kinderen voor het eerst het woordje zitting
hebben gehoord. Na de eerste helft mogen pauze houden. En die hebben ze hard
nodig!
Volgende week is rekenen aan de beurt. Meer, minste,
evenveel, dat lukt allemaal nog wel. En daar komt Ibrahim met zijn computer. Hij mag 10 minuten op de computer spelen.
Hij heeft één minuut gespeeld. Hoeveel minuten mag hij nog spelen? Zet een
streep onder dat plaatje. Nee! Echt? Serieus? Voor hen is dit zowat
algebra. Complete paniek is van hun kleuterbolletjes af te lezen. Daarna moeten
ze drie dartpijlen bij elkaar optellen. Slik! Zweet! Wiebelwiebel… potlood
kwijt…
Van vol naar leeg, van smal naar breed en van weinig
naar veel, pfff, dat lukt gelukkig nog wel. Er klinkt een harde zucht. Wanneer gaan
we spelen, juf? Nu komt de ergste vraag van de hele Cito. Hier zie je blokken met strepen erop. Op welk plaatje staan de strepen
van breed naar smal? Nee, jongens, jullie moeten bovenóp de blokken kijken
en daar kijken naar het zwarte streepje. Van breed naar smal… ja… Als je de termen
van breed naar smal wilt aftoetsen, kan dit toch in een andere vorm worden
gegoten?
Rechtop blijven zitten jongens! Niet tekenen op je strookje. Draai je
om. Waar is je potlood nou weer? Nog heel even volhouden… In welke bak passen evenveel plantjes? Verwarring! Evenveel, hoezo
evenveel? Ik zie er nergens 6!? Nee, ze bedoelen waar zouden er ook 6 in kunnen
passen. Dus…
Twee
dozen met gebakjes op elkaar. Hoeveel gebakjes zijn dit samen? In
die onderste dichte doos zitten ook gebakjes, jongens…
Klaar!… de juf ziet 11 kleuters die doodmoe zijn, ze
geeuwen, rekken zich uit, hebben honger, zitten achterstevoren, willen buitenspelen,
sommigen zijn hun potlood weer aan het zoeken en anderen hebben hun sprookje
vol getekend. Dit moet toch anders kunnen?
Deze kinderen zijn hier niet aan toe. Kunnen nog niet
in een boekje, met een potlood, dan wel een strookje werken. Natuurlijk zitten
ze ondersteboven achterstevoren op hun stoeltje. Ze moeten spelen! Spelen en de
wereld ontdekken. En de juf? De juf die begeleidt en stuurt waar nodig. Dan
komt Soumaya er heus wel achter hoelang Ibrahim nog achter de computer mag.
Overigens gaan de meeste van deze kleuters gewoon naar
groep 3, hoor. Daar hebben we geen Cito voor nodig.