Taalverwarring:
Een jaar of twintig geleden liep ik stage in een groep
7. Ik had een geweldige (vond ik) les voorbereid over ruimtevaart. Ik had dia’s
(hmmm … bij nader inzien was het misschien wel langer dan twintig jaar geleden…)
uit de bibliotheek geleend over de eerste maanlanding en een heel verhaal over
de aarde en de andere planeten met als afsluiting een verwerkingsopdracht. Een
van de jongens die achterin de klas –naar mijn idee- heel stil had zitten
opletten, stelde me de volgende vraag die me de rest van mijn onderwijscarrière
is bij gebleven: ”Aarde? Maar juf, dat is toch dat spul waar planten in staan?”
Mijn hele verhaal was totaal aan hem
voorbij gegaan. Zo zie je maar dat de Nederlandse taal soms voor behoorlijke
verwarring kan zorgen.
Lesgeven aan meertalige kinderen, is niet zo
gemakkelijk. De lessen uit de methode zijn gewoon moeilijk, ze verwachten nog
te veel van de kinderen. De toetsen gaan ervan uit dat kinderen in hun leven
bepaalde woorden aangeboden hebben gekregen, maar in de praktijk is dat gewoon
echt anders.
Een paar jaar geleden gaf ik een taalles in groep 5,
waar een goochelaar in voor kwam. Enkele kinderen hadden wel eens een
goochelaar op tv gezien, maar ik vond het toch wel een leuk idee om tijdens de
pauze een filmpje op te zoeken over een goochelaar. Na afloop van het filmpje,
vroeg ik hen of ze in een kort verhaaltje op wilden schrijven wat ze hadden
gezien. Een van de kinderen schreef:
”Er was een tovenaar.Hij dee een truk.
En aan het eind haalde hij een konijn uit
zijn muts.”
Tovenaar of goochelaar? Hoed, muts, pet, what’s in a name? We hebben handschoenen en wanten, een das en een sjaal, laarzen en boots. Voor sommige kinderen is het allemaal zó onoverzichtelijk: stoel, kruk, bank, fauteuil, zadel, poef, zetel, fietsstoel, zitplaats, troon, canapé, divan. Het is gewoon een ding om op te zitten: een zitding!
Hij
wist gelukkig wel dat het een konijn was, en geen haas!